Spaanse Successieoorlog: 1701-1713

Europese oorlog die van 1701 tot 1713/1714 werd gevoerd met als inzet de opvolging van de kinderloos gestorven Karel II in de Spaanse erflanden.

1. Voorgeschiedenis

Al jaren voor zijn dood trachtte de Europese diplomatie tot een bevredigende regeling omtrent de troonopvolging te komen. Een drietal pretendenten maakte op grond van het Castiliaans recht, dat vrouwelijke successie toeliet, aanspraak op de troon. Lodewijk XIV bracht zijn kleinzoon Filips van Anjou (de tweede zoon van de Grand Dauphin Lodewijk van Frankrijk), wiens moeder (Maria Theresia van Spanje, de eerste echtgenote van Lodewijk XIV) de oudste dochter van Filips IV was, naar voren. Leopold I van Habsburg – de keizer, een kleinzoon van de Spaanse koning Filips III en gehuwd met Margaretha Theresia, de jongere dochter van Filips IV – verdedigde de rechten van zijn tweede zoon, Karel VI. De keurprins van Beieren, Jozef Ferdinand, was de derde kandidaat (zijn moeder, Maria Antonia, was een dochter van Leopold I en zijn Spaanse vrouw). Koning–stadhouder Willem III en met hem Engeland en de Republiek steunden de Beierse prins, om zo een overwicht hetzij van Frankrijk, hetzij van Oostenrijk te voorkomen, zowel voor het Europese evenwicht als ter wille van hun handelsbelangen in de Spaanse koloniën. Een eerste verdelingsverdrag (1698) had geen resultaat, doordat de door Karel II tot enig erfgenaam benoemde Jozef Ferdinand begin 1699 overleed. Een tweede verdelingsverdrag, medio 1699 gesloten tussen Willem III en Lodewijk XIV, werd verworpen door keizer Leopold. Ten slotte kwam een testament tot stand waarbij Karel II Filips van Anjou als universeel erfgenaam aanwees. Nadat Karel II op 1 nov. 1700 was overleden, hield Filips in het begin van 1701 zijn intocht te Madrid. In sept. 1701 kwam een verbond tot stand tussen keizer Leopold, de Republiek en Engeland, waarbij later Portugal en het Duitse Rijk zich aansloten. Dit was een reactie op de inval van de Fransen in de Zuidelijke Nederlanden, hun erkenning van pretendent Jacobus als koning van Engeland (tegen Willem III) en de hun gegeven handelsvoordelen in de Spaanse koloniën.

De 'Haagse alliantie' was in de eerste plaats het werk van Willem III, die in 1702 echter overleed. Zijn politiek werd met kracht voortgezet door Marlborough, Heinsius en de legeraanvoerder van de keizer, Eugenius van Savoye. Frankrijk had de keurvorsten van Beieren en Keulen en de hertogen van Savoye en Mantua tot bondgenoten. Aragón sloot zich nog aan bij de verbondenen wegens het oude antagonisme tot Castilië.

2. Verloop
De strijd werd in 1701 in Italië geopend met de bezetting van Milaan door de Fransen. Ter zee bedreigde de Engels–Hollandse vloot Cádiz en veroverde in 1702 Vigo, waarbij de Spaanse zilvervloot haar met een Frans eskader in handen viel. In West–Indië (Cartagena) werd een Engels eskader echter teruggeslagen. De Fransen wisten zich te handhaven in de Povlakte, ook toen in 1703 Savoye de kant van de keizer koos. De keizer had moeilijkheden met de Hongaren (opstand van Rakoczy), maar Marlborough behaalde in 1704 een glorieuze overwinning bij Hochstädt an der Donau (Eng.: Blenheim). De gebieden rechts van de Rijn waren voor Frankrijk verloren. Gibraltar werd in hetzelfde jaar door de Engels–Nederlandse vloot veroverd; een poging van de Fransen tot herovering eindigde in de onbesliste zeeslag bij Málaga. Het gevolg was dat de Franse vloot zich verder beperkte tot handelsoorlog.

Een opstand van de camisards teisterde onderwijl Frankrijk zelf. Leopold, die in 1705 overleed, werd opgevolgd door zijn zoon Jozef I. Barcelona werd in dat jaar door de gecombineerde vloot genomen, waarna Catalonië, Aragón en Valencia zich voor Karel, de tweede zoon van keizer Leopold, verklaarden. In 1706 gingen de Zuidelijke Nederlanden grotendeels voor de Fransen verloren, omdat Marlborough hen bij Ramillies versloeg en Brussel bezette. Ook de Povlakte ging voor de Fransen verloren door de nederlaag van hun troepen tegen Eugenius en Daun, terwijl Karel tijdelijk Madrid wist te veroveren. Hij moest zich ten slotte in Catalonië terugtrekken, waar hij zich kon handhaven; ook in Napels overigens werd hij als vorst erkend. Een aanslag op Toulon mislukte; belangrijk was de verovering van Menorca, van waaruit Engeland de Middellandse Zee kon beheersen. Het offensief van Vendôme in 1708 in de Zuidelijke Nederlanden liep uit op een nederlaag (bij Oudenaarde).

Door deze en andere tegenslagen openden de Fransen besprekingen te 's–Gravenhage, die op niets uitliepen wegens de exorbitante eisen van de geallieerden. Na de Slag bij Malplaquet (1709) werden opnieuw onderhandelingen aangeknoopt, ditmaal te Geertruidenberg (1710), die evenmin resultaat afwierpen, vooral doordat de eisen van de Republiek ten aanzien van de Zuidelijke Nederlanden te ver gingen. Ook eiste men dat Lodewijk zou helpen met de verdrijving van zijn kleinzoon Filips uit Spanje. De oorlog werd hervat en aanvankelijke voordelen van de bondgenoten in Spanje gingen weer verloren. Bovendien kwamen de Tories in Engeland aan de macht en Marlborough werd teruggeroepen. Men wenste vrede in Engeland. In 1711 overleed bovendien Jozef I, die door zijn broer Karel, de pretendent voor Spanje, werd opgevolgd. Het gevaar dreigde dat de machtspositie van het Huis Habsburg te groot zou worden (vereniging Spanje en Oostenrijk). Vandaar dat de Engelsen onderhandelingen aanknoopten, die ondanks het verzet van de keizer uitliepen op het vredescongres van Utrecht (1713). Nadat Filips verklaard had dat de Kronen van Spanje en Frankrijk gescheiden zouden blijven, kwam op 11 april 1713 de Vrede van Utrecht tot stand tussen Frankrijk en Spanje enerzijds en Engeland en de Republiek anderzijds. Hierbij sloten zich later in het jaar Portugal, Savoye en Pruisen aan.

© 2019 Tony De Wilde. All Rights Reserved.

Please publish modules in offcanvas position.